Eeuwenlang heeft zijde terecht een reputatie genoten als een luxueuze en sensuele stof die geassocieerd wordt met rijkdom en succes. Het is een van de oudste textielvezels die de mens kent.
Teelt is een moeilijk proces dat begint met de zijdemot. De mot legt honderden eieren ter grootte van een speldenknop die worden onderzocht en weggegooid als ze ziek zijn. De eieren worden vervolgens zes tot tien maanden gekoeld bewaard totdat de moerbeibomen ontluiken.
Na incubatie komen de eieren uit in larven. Deze larven leven ongeveer een maand in een zorgvuldig gecontroleerde omgeving en eten schoongemaakte, gehakte moerbeibladeren. Ze groeien snel en worden rupsen die zijderupsen worden genoemd. De zijderups is nogal kritisch over zijn omgeving. Als de omstandigheden niet ideaal zijn, produceert de zijderups inferieure zijde, of geen zijde.
De zijderups begint dan voor zichzelf een cocon te spinnen om hem te beschermen terwijl hij in een mot verandert. Een enkele cocon levert 1,600 - 5280 voet continu filament op. Het is deze vezellengte die zijden stof maakt die anders is dan alle andere soorten vezels.